In het begin van de Eerste Wereldoorlog werden vliegtuigen ingezet als verkenners, en gebruikt om vijandelijke bewegingen en posities in kaart te brengen. Slechts vier jaar later was vliegtuigtechnologie dankzij een wapenwedloop tussen de strijdende partijen zo ver gevorderd, dat het monsters zoals de Gotha-IV, een zware bommenwerper, kon voortbrengen.

De eerste luchtbombardementen

Al vanaf het begin van de oorlog werden de toen nog kleine vliegtuigjes gebruikt bij pogingen om grondtroepen te bombarderen. Toen het mogelijk was om efficiënte machinegeweren op vliegtuigen te zetten, konden de toestellen in duikvlucht worden gebruikt bij aanvallen op loopgraven en troep concentraties. Daarvoor werd er al geprobeerd om handgranaten en stalen pijlen naar beneden te gooien, in de hoop iets te raken. Een doorbraak in het uitvoeren van strategische luchtbombardementen kwam toen er Duitse zeppelins werden ingezet. Geheel onverwacht richtten die vanaf 1915 grote verwoestingen aan toen ze hun bommen op havensteden en op Londen zelf lieten vallen. Het bleek echter al snel dat zeppelins buitengewoon kwetsbaar waren vanwege hun enorme formaat, lage snelheid en het feit dat ze gevuld waren met waterstofgas. In feite vormen zeppelins zelf een grote vliegende bom. Er werden Britse jagers met vuurkogels ingezet om de zeppelins te vernietigen.

Ontwikkeling van gemotoriseerde bommenwerpers

De Duitse regering vroeg na het zeppelin-debacle aan Duitse industriële ondernemers een groot vliegtuig te ontwerpen dat geschikt was voor strategische bombardementen. In 1916 was de firma Gotha de eerste die met een ontwerp kwam. De Gotha-IV was een groot vliegtuig met twee motoren van 260 pk elk. Dat maakte dit voor de tijd een enorm vliegtuig, dat snel wendbaar was en in staat om meer dan 1.300 kilo aan bommen te vervoeren. Het vliegtuig had bovendien nog twee machinegeweren waarmee het van zich af kon bijten. Door de grote vlieghoogte van de Gotha-IV kon het bovendien veel geallieerde jagers, de veel kleinere dubbeldekkers en driedekkers, het nakijken geven.

Carrière

De Gotha-IV was bedoeld om strategische bombardementen uit te voeren. Om zijn doel te vinden was het vliegtuig uitgerust met bommenvizieren, een soort verrekijkers die nauwkeurig het moment konden bepalen wanneer de bonnen geworpen moesten worden. De vliegtuigen werden ingezet voor bombardementen op Engeland, soms wel in zwermen van 25 stuks. Daarbij werden individuele gebouwen die voor de oorlog belangrijk werden geacht onder vuur genomen. De kwaliteit van de Britse luchtafweer en de gevechtsvliegtuigen die opstegen om de Gotha’s te verjagen werd steeds beter. Daarom werd er in 1917 besloten om alleen nog maar ‘s nachts te bombarderen. Dit had tot gevolg dat afdwalende bommen ook op burgerdoelen terecht kwamen. Nadat er burgerdoden begonnen te vallen, nam een groot deel van de bevolking van Londen elke nacht zijn toevlucht tot de tunnels van de Underground. Uiteindelijk kwamen deze technologisch hoogstaande zware bommenwerpers te laat in de oorlog om Duitsland te redden, net zoals de V2 in de Tweede Wereldoorlog. De oorlog op de grond was nagenoeg verloren, en het effect dat deze bommenwerpers sorteerden woog niet op tegen de hoge kosten ervan. Na de Eerste Wereldoorlog werden alle overgebleven Gotha-bommenwerpers op last van de overwinnende landen vernietigd.